Het kwaad aan de keukentafel

Er valt een stilte. “Was mijn vader een nazi?” vraagt Rolf dan ineens. Ik snap zijn plotse twijfel niet. Het bewijs ligt toch hier? “Ik heb het me vaak afgevraagd. Misschien heb ik mezelf altijd voorgehouden dat hij een meeloper was…” Rolf schudt zijn hoofd, kijkt me aan. “Hij was overtuigd nazi, toch?” 

In een artikel in Trouw van afgelopen weekend gaat journalist Jaap Robben langs bij een Duitse kennis die hem allerlei spullen laat zien van zijn overleden vader. Een Werhmachtpass, medailles, foto’s van hem in SS-uniform. Hij vertelt ook van die ene fatale ruzie, toen hij achttien jaar was en de serie Holocaust wilde opnemen. Zijn vader liet voor het eerst het achterste van zijn tong zien en spuide hoe hij dacht over joden. Dat was het einde van het contact tussen vader en zoon. En dan toch die vraag aan de journalist.

Nu we in de media volop verhalen horen en lezen over 75 jaar Bevrijding roept het de vraag op wat bevrijding eigenlijk betekent. Kijken we naar de vreugdevolle beelden van Amerikaanse soldaten die met enthousiasme werden binnengehaald dan komt de bevrijding ondubbelzinnig over. In die beelden is het heel duidelijk dat Duitsland een onwelkome bezetter was. Met de definitieve verovering van Nederland op de Duitsers waren we van dat kwaad af. 

Maar hoe werkt bevrijding als het kwaad zich schuilhoudt in je eigen huis? Als het kwaad niet slechts in de buitenstaanders zit, in de vreemde macht die je land bezet, maar ook in eigen gelederen? Als het kwaad zich roert in het kaalscheren van meisjes? In het opsluiten van kleine kinderen, zoals mijn vader, omdat de ouders fout waren? 

Mijn oma, oom Wim en mijn vader. Na de oorlog werden mijn oom en mijn vader vastgehouden in kampen en later ondergebracht bij andere gezinnen.

We hebben de neiging het kwaad te zien als een afgebakend en extern probleem, makkelijk te herkennen, en daarom zal het ook eenvoudig zijn om afstand te nemen. De marcherende soldaat door de straten, een duidelijk geval. De vader of opa in SS-uniform. De verrader van Joodse onderduikers. De waarheid zit echter pijnlijker in elkaar. Want manifesteert het kwaad zich in onze eigen omgeving dan is er de neiging om te ontkennen. En vaak is er simpelweg ongeloof. 

Dit is dus hoe het gaat. Het kwaad bevindt zich gewoon onder ons en blijkt een veelkoppig monster te zijn dat zoveel gedaantes kan aannemen dat het zich niet makkelijk laat kennen. Om dan plots de ware aard te tonen. Zoals de vader van Jaap Robbens Duitse kennis deed toen hij achttien was. Je zou zeggen dat na dat ene moment, toen de vader liet blijken nog steeds dezelfde verwerpelijke ideologie aan te hangen, het voor eens en altijd duidelijk was. Basta. Hij laat zien wie hij is, je hoeft het alleen maar te geloven. Maar in 2020 stelt de zoon nog altijd weifelend de vraag: was mijn vader een overtuigd nazi, of toch meer een meeloper? 

Mijn neef vertelde me dat hij als tiener tijdens een bezoekje aan mijn opa en oma ineens een speldje te zien kreeg dat mijn oma tevoorschijn had gehaald. Het was een NSB-speldje. Hij wist niet goed wat te zeggen. “Ja, Hitler heeft erge dingen gedaan, maar hij wist wel van aanpakken”, zei ze. Mijn opa, inmiddels geleerd om hierover te zwijgen, knikte slechts instemmend. 

Als we er in eigen omgeving mee geconfronteerd worden, zullen we schrikken. En met een mond vol tanden zitten. Elke keer weer.

Mijn opa was voor mij gewoon mijn opa. Ik hoor het mezelf vaak zeggen in gesprekken met mensen als we het hebben over mijn blogs over mijn foute familiegeschiedenis. Ik heb hem negentien jaar lang gekend. Ik zie hem nog zo voor me. Nee, hij was niet altijd een aardige man, niet een heel gezellige en amicale opa, maar wel mijn opa. In de oorlog vocht hij in Rusland. Hij werkte voor de Duitsers in Leiden, als commandant bij de Landwacht. Hij was aanwezig bij een razzia, verrichtte huiszoekingen, heeft een aantal mensen opgepakt. Mensen uit het dorp vonden hem een fanatiekeling. Dat weet ik nu. 

Maar toen was hij gewoon mijn opa. En voor mijn ouders bleef hij hun (schoon)vader, bij wie ze wekelijks op de koffie gingen en die ze opzochten in het ziekenhuis toen hij oud en ziek was.

Hoe kan dat naast elkaar bestaan, vraag je je af. Dat kan heel gemakkelijk. Het kwaad komt onder de dekmantel van het alledaagse en drinkt koffie in een leunstoel voor de televisie. En dan zijn er nog de vragen: als hij het kwaad representeert waar zit dat kwaad dan? In hemzelf, in zijn daden? In het moment dat hij NSB-lid werd, in het moment dat hij de bezetter toejuichte of toen hij zich aanmeldde voor de Waffen-SS? Of in het feit dat hij na de oorlog niet echt oprecht berouw bleek te hebben?

Mijn opa en oma, jaren zestig.

Ik dacht vandaag ineens terug aan het boekje dat ik op de middelbare school voor het vak Duits las. Mijn opa leefde toen nog. Ik vond het een geweldig goed verhaal: Biedermann und die Brandstifter, van Max Frisch. Biedermann is een opportunistisch burgermannetje. Zo iemand die iedereen een beetje sneu vindt. Kruiperig en kleurloos. Hij probeert dat te verbloemen door af en toe ferme taal uit te slaan. Een krachteloze vuistslag op tafel die niemand hoort. Er zijn pyromanen actief in het stadje waar Biedermann woont. Biedermann vindt dat deze criminelen zo snel mogelijk opgepakt en hard gestraft dienen te worden. Maar ondertussen heeft hij de pyromanen onderdak verleend in zijn eigen huis. Ze palmen Biedermann in door een beroep te doen op zijn burgerfatsoen. Hij vertrouwt ze toch wel? Hij is toch een keurig en gastvrij mens? Biedermann voelt zich daardoor zo aangesproken dat hij zijn ogen sluit. Terwijl de benzine zijn huis in wordt gesjouwd, blijft hij blind voor wat er onder zijn dak gebeurt. Tot het huis in vlammen opgaat en het te laat is. 

Het kwaad is een onuitgenodigde gast. Het banjert lomp ons leven in, en gaat niet meer weg, of we dat nu leuk vinden of niet. In het verhaal van Jaap Robben in Trouw is de Duitser met de foute vader drastisch geweest op zijn achttiende toen hij met hem brak. Maar die vader ging natuurlijk niet echt weg, niet uit zijn hoofd en ook niet uit zijn hart.

Robben wenst Duitsers een bevrijdingsfeest toe, verlossing van de last, die de oorlog nog altijd is. Maar ik denk dat de bevrijding niet zit in het je ontdoen van die last. Maar in het bewustzijn, in het accepteren dat die last een deel is van ons. Als we goed rondkijken in ons eigen huis dan stuiten we op veel moois maar zeker ook op feilbaarheid en lelijkheid. Het verleden spiegelt het ons voor. Verstopt in donkere hoekjes en in kieren waar we nooit kijken. Of gewoon open en bloot aan de keukentafel. 

Wil je mail bij een nieuw verhaal?

Vul dan je e-mailadres en naam in. Je kunt altijd weer uitschrijven.

Eén reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Wil je mail bij een nieuw verhaal?

Vul dan je e-mailadres en naam in. Je kunt altijd weer uitschrijven.