Mijn vader Ary is nog geen drie maanden oud als zijn vader Bastiaan lid wordt van de NSB. Als pasgeboren baby heeft hij uiteraard geen benul van de economisch en politiek woelige tijden waarin hij is geboren. Zoals hij ook onwetend is over de gevolgen die de politieke keuze van zijn vader voor hem zullen hebben.
Mijn vaders wieg staat aan de Molenweg in Monster, in het huis dat Willem Maan, mijn overgrootvader, gebouwd heeft. Hetzelfde huis waarin ik ruim veertig jaar later zal opgroeien. Evenals Ary onwetend, maar dan over de last van het verleden.
Ik zie voor me hoe mijn oma op een avond in oktober 1934 haar baby voedt, in slaap wiegt, terwijl Wim, een dreumes van anderhalf, al in zijn bedje ligt. Mijn opa trekt zijn nette jas en schoenen aan, geeft zijn vrouw een kus en gaat de deur uit.
Het is niet moeilijk om me voor te stellen hoe Bastiaan door de straten van Monster fietst. Zelf heb ik die route de eerste achttien jaar van mijn leven vaak afgelegd. Eerst fietst hij vanaf de Molenweg naar de Emmastraat. En daarna de lange, smalle Choorstraat in. Aan het begin van die straat komt hij langs de Katholieke kerk, en het verenigingsgebouw ‘Fata Morgana’. Daarna langs wat winkels en hotel Overheijde. Steeds verder in zuidelijke richting, naar het Kerkplein. Het hart van het dorp.
Aan het einde van de Choorstraat doemt de massieve Nederlands Hervormde Kerk op. De kerk die het centrum van Monster domineert en over een opvallende toren beschikt. Als kind was ik vaak geïntimideerd door die omvang. De enorme kerk leek misplaatst in dit dorp, alsof het eigenlijk bedoeld was voor een grote stad maar bij toeval hier terecht was gekomen.
Mijn opa fietst linksaf de Havenstraat in. Schuin tegenover de kerk ziet hij het café ‘In de oude oliepot’. Bastiaan fietst nog een stukje verder naar gebouw Odeon: een bioscoop. Ik heb het niet gekend, want in mijn jeugd was het allang verdwenen. Net als de stoomtram die ooit door het centrum van Monster reed en het dorp verbond met de stad Den Haag.
Bastiaan gaat niet naar het café en is ook niet naar het dorp gefietst om een film te kijken. Hij is hier voor een bijeenkomst. Binnen is het al druk. Hij ziet veel bekenden. “Ha Bas, hoe is ’t met de kleine?” Maar al snel gaan de gesprekken over de slechte prijzen en hoe ellendig het ervoor staat in de tuinbouw. Er zijn dan ook veel tuinders aanwezig. Velen zijn van de kerkgemeenschap van de Nederlands Hervormde Kerk waar Bas lid van is. Er zijn ook mensen uit omringende Westlandse gemeenten.
Na het aanvankelijke rumoer wordt het stil als de spreker van die avond het woord neemt. De Westlanders zijn benieuwd wat hij te zeggen heeft. Het is een belangrijke man binnen de beweging. Ook Bastiaan luistert met veel aandacht. Nu hij een lid is, is het belangrijk om goed te begrijpen waar de beweging heen wil.
Ik probeer mijn opa voor me te zien zoals hij eruit zag op die nog jonge leeftijd. Ik heb hem alleen gekend als bejaarde man. Zijn lange, wat smalle gezicht, zijn scherpe neus. Opvallend aan mijn opa waren zijn serieuze, intelligente ogen. Ogen van iemand die veel ziet, alles in zich opneemt, maar niet altijd het achterste van zijn tong laat zien. Wat denkt hij bij de woorden die op die avond worden gesproken? De spreker kijkt de zaal in. Hij ziet de wat verweerde gezichten van de tuinders, de bezorgde maar ook hoopvolle blikken. “Niet Colijn is het probleem. Maar de democratie.”
De spreker die avond in Monster is kameraad Nije. Zijn functie binnen de NSB is ‘vormingsleider’. In de praktijk betekent dit dat hij langs vele, vaak gloednieuwe, afdelingen van de NSB gaat om uit te leggen waar de NSB voor staat en wat de koers van de beweging is.
Hij legt op de bijeenkomst in Monster in simpele bewoordingen uit wat er niet deugt aan de democratie. Het leidt alleen maar tot nutteloos geruzie. Bevolkingsgroepen worden tegen elkaar opgezet. Maar op die manier wordt er nooit een oplossing gevonden die voor iedereen goed is. Hij vertelt ook hoe het anders moet. Al blijft dat wat vaag. Eén woord blijft hangen: solidariteit. Het volk zal in eenheid verbonden zijn onder een sterk gezag. Arbeiders en werkgevers staan niet langer tegenover elkaar, maar werken samen in corporaties. Geen ophitserij meer, geen groepsbelangen.
Ik sta naast mijn opa in die zaal in Odeon. Ik zie hoe zijn ogen geconcentreerd gericht zijn op Nije. Hoe de woorden landen en hun werk doen. Een kleine glimlach verschijnt op zijn gezicht. Het bevalt hem kennelijk. Het resoneert.
Als er beslissende momenten in iemands leven bestaan, dan is dit er misschien één. In het leven van mijn opa hebben zich in de periode van 1934 tot 1945 meerdere van die momenten voorgedaan, denk ik. Maar dit moment, in oktober 1934, als hij bewust kiest voor lidmaatschap van de NSB en alles wat daarbij komt kijken, hoort daar zeker bij.
Hij levert zich over aan de ideeën van het fascisme, hij omarmt ze, ze worden van hem. Was het een moment of een proces? Ik weet het niet. Maar ik weet dat hij bij deze avond geweest moet zijn. En dat hij getroffen werd door wat hij hoorde, dat kan niet anders. Terwijl ik me probeer voor te stellen hoe het geweest moet zijn, is mijn opa dichtbij en ver weg tegelijk. De tijd staat tussen ons in. Zinloos is het om een denkbeeldig gesprek aan te gaan. Om hem vragen te stellen: hoe kun je de democratie afschrijven? Begrijp je wel wat dat betekent? Welke vrijheden je inlevert?
Hoe kan een intelligente man deze keuze maken en het gevaar niet zien?
Vanuit onze eigen overpeinzingen worden we opgeschrikt door de afsluitende woorden van Nije. Na zijn toespraak mogen de aanwezigen schriftelijk vragen indienen. Dat gaat met wat geroezemoes gepaard. Schrijft mijn opa ook een vraag op? Of wacht hij rustig op wat komen gaat? Ik denk het laatste. Nije krijgt de vraag voorgelegd wat zijn mening is over het monetaire beleid van Colijn. Dramatisch verkondigt hij:
“Deze regering heeft het vertrouwen in het volk opgezegd en daarom zeggen wij het vertrouwen in de regering op.”
Instemmend geknik. Gejoel misschien zelfs?
Aan het einde van de bijeenkomst krijgen de kameraden in Monster de complimenten van Mussert overgebracht, voor het organiseren van de avond. Als afsluiting klinkt het ‘Hoe zee’. Daarna zingen de NSB’ers met z’n allen het Wilhelmus. Uit volle borst wordt meegezongen, ook door mijn opa. “Het vaderland getrouwe, blijf ik tot in den dood.”
Rond een uur of elf fietsen mijn opa en ik samen terug naar ons huis aan de Molenweg. Door de voor ons bekende straten. Ik fiets achter hem aan, in zijn spoor. Ik volg hem, om te begrijpen welke weg hij aflegt. Ik blijf zo dicht mogelijk bij hem, toch raak ik hem halverwege kwijt.
Bronnen
Van de bijeenkomst in oktober 1934 in Monster is een behoorlijk uitvoerig verslag geschreven in de Westlandsche Courant (10-10-1934). Wat ik in dit blog beschrijf over wat Nije toen heeft gezegd, is volledig op deze bron gebaseerd.