17. De nieuwe mens (I)

Op de middelbare school was geschiedenis- niet heel verrassend –  mijn lievelingsvak. In klas 4 besprak de docent met ons de moderne tijd. We leefden in het jaar 1991, het jaar van de (Tweede) Golfoorlog. De lessen over de politieke ideologieën vond ik erg interessant. Ik had het gevoel dat ik eindelijk een beetje inzicht kreeg in de troebele wereld van de politiek. In een periode waarin ik via de televisie spectaculaire maar ondoorgrondelijke reportages over Desert Storm zag, was dat geen overbodige luxe.

Anti-alles

Wat mijn geschiedenisdocent ons leerde over het fascisme weet ik daardoor nog goed. Hij vertelde dat het fascisme een ‘anti-beweging’ was. Eigenlijk mocht je het geen ideologie noemen. Fascisten waren anti-alles: antidemocratisch, anti-intellect, antigelijkheid, anticommunistisch. Ze stonden nergens voor. Als ze al iets waren dan was het destructief. Fascisten verheerlijkten geweld en geloofden in een sterke leider.

Om de aantrekkingskracht van het fascisme toch te verklaren viel onze docent terug op het bekende riedeltje: economische crisis, slecht functionerende democratie, aansprekend nationalisme, polarisatie, plus een flinke portie demagogie en propaganda. De docent leerde ons wat ik later teruglas in een boek:

“Het fascisme is een uitwas die uit de donkere krochten van de Romantiek is voortgekomen. Het fascisme is een ontkenning van de beschaving zelf.”

Deze uitleg werd gecombineerd met beelden van een schreeuwende en wild met zijn vuisten zwaaiende Hitler. Ja, deze man kwam rechtstreeks uit donkere krochten gekropen. Of die nu van de Romantiek waren of niet.

Nieuwe inzichten

Logischerwijs namen wij leerlingen deze uitleg kritiekloos over. Tijdens mijn studie geschiedenis werd dit beeld van fascisme niet ontkracht. Nergens las ik destijds dat je ook anders naar de politieke beweging kon kijken waar mijn eigen opa een voorstander van was geweest.

Maar als je zó naar fascisme kijkt, blijft het lastig te begrijpen waarom zoveel mensen, en dan ook nog eens heel jonge mensen, warm liepen voor dit gedachtegoed. Sinds de jaren negentig zijn er nieuwe studies verschenen en is het beeld bijgesteld. Nu blijkt dat het fascisme wel degelijk een ideologie was zoals alle anderen. Het gemeenschappelijke kenmerk: een sterk geloof in een betere en maakbare wereld. Hoe zag die wereld er volgens fascisten uit?

Het fascisme als ideaal

Fascisten streefden naar een klassenoverstijgende eenheid van alle ‘volksgenoten’ in een nieuwe maatschappelijke orde. De fascistische revolutie moest leiden tot een nationale wederopstanding. Dit was nodig omdat de samenleving corrupt was door materialisme. Het kapitalisme was hier schuldig aan. Belangrijke waarden uit het verleden, zoals de eenheid van het volk, stonden hierdoor onder druk. De morele en politieke crisis werd misbruikt door communisten die klassenstrijd benadrukten en mensen tegen elkaar ophitsten.

Om het volk weer tot een eenheid te smeden was een sterke leider nodig en een krachtige elite die het goede voorbeeld gaf. Het verleden werd geïdealiseerd. De onderliggende gedachte daarbij was, dat op basis van een glorieus verleden een nog grootsere toekomst in het verschiet lag. Het fascisme bood een geloof in een betere samenleving , waarin een ‘nieuwe mens’ zou opstaan.

Dit komt tot uitdrukking in een schilderij van de Nederlandse schilder Henri van de Velde (1896 – 1969).

Op dit enorme werk (bijna 3 meter hoog en 172 cm breed) zien we een grote sterke man met ontbloot bovenlijf en een zwaard in zijn hand. Hij staat op tegen de twee kwaden die links en rechts van hem zijn afgebeeld.

De derde weg

Hij vormt daarmee ‘een derde weg’: een route uit de ellende die is veroorzaakt door het kapitalisme en het communisme. Terwijl de nieuwe mens opstaat, liggen onder zijn voeten de vertrapte ideeën van de Franse Revolutie: koning Ratio, boeken van Marx, Voltaire, Darwin.

Fascisten zagen de Franse Revolutie als het begin van de door de ratio gestimuleerde materialistische kijk op wereld. Ook het communisme deed hieraan mee door de hele geschiedenis te bezien als een strijd om ‘productiemiddelen’. Daarnaast werd door de communisten een bezittende klasse neergezet tegenover een arm proletariaat.

Het schilderij geeft goed weer wat dit materialisme volgens het fascisme bracht. Henri van de Velde schilderde links het Gouden Kalf, een symbool uit de Bijbel, dat hier het kapitalisme voorstelt. IJdelheid (vanitas) wordt door de afgod gestimuleerd. De kapitalist is daarnaast afgebeeld als een duivel. De Ku Klux Klan-achtige figuur naast de duivel verwijst naar de vrijmetselarij: een geheimzinnig, internationaal en ‘machtsbelust’ genootschap dat de nationale eenheid in gevaar brengt. Dit werd vaak geassocieerd met het jodendom.

Het communistische gevaar

Aan de rechterkant van het schilderij veroorzaakt het communisme chaos en verwoesting. Op een boerenkar zit een figuur die aan Lenin doet denken. Naast hem in de schaduw zien we iemand in het zwart, die de dood voorstelt. Communistische revoluties zorgen klaarblijkelijk voor dood en verderf. Achter Lenin zit een vrouw: zij steekt haar tong uit naar Jezus. De kerk staat in brand. Waarmee de schilder duidelijk wil maken dat het communisme ook het christendom zal vernietigen.

Op de nieuwe mens schijnt het goddelijk licht. Hij staat tegen al deze onrechtvaardigheid op. Het zwaard in zijn hand doet denken aan de aartsengel die het paradijs bewaakt, nadat Adam en Eva hieruit zijn verjaagd. Door de fascistische revolutie zal de mensheid weer toegang tot het aardse paradijs krijgen.

NSB’er en kunstenaar

Henri van de Velde maakte het schilderij in opdracht van een NSB’er rond 1937. Hij was zelf ook lid van de partij, al was dit bij de kunstcritici in die tijd niet bekend. Daardoor werd het schilderij toen ook niet gezien als een fascistisch statement. Dit was ook het geval bij een andere schilder die tegelijk NSB’er was: Pyke Koch. Zijn zelfportret met zwarte haarband, ook uit 1937, werd pas na de oorlog herkend als een verwijzing naar zijn politieke standpunten.

Pyke Koch, Zelfportret met zwarte band (1937)

Tijdens de oorlog werd het schilderij van Henri van de Velde geschonken aan Anton Mussert die het in zijn werkkamer ophing. Hij maakte er ook ansichtkaarten van, om het schilderij als propagandamiddel in te zetten. Na de oorlog was het lange tijd zoek. Toen het weer werd gevonden, kocht het Rijksmuseum het schilderij aan.

Daar staat het nu in het depot.

Bronnen

Willem Huberts, In de ban van een beter verleden. Het Nederlands fascisme 1923-1945, pagina 33-34

Robin te Slaa, Wat is fascisme?

Controverse rond het schilderij

Over studies naar fascisme

Wil je mail bij een nieuw verhaal?

Vul dan je e-mailadres en naam in. Je kunt altijd weer uitschrijven.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Wil je mail bij een nieuw verhaal?

Vul dan je e-mailadres en naam in. Je kunt altijd weer uitschrijven.