Het kwaad is altijd de ander

Denkend aan Nederland…

De stamboom van de familie Maan gaat terug tot in de zestiende eeuw. Cornelis Meeszn, uit de omgeving van Schipluiden, gebruikt dan als handelsmerk een halve maan. Dit groeit binnen een paar generaties uit tot een familienaam. Eeuwen later zijn de afstammelingen nog altijd in diezelfde buurt te vinden, vooral in Vlaardingen. Daar is ook mijn opa geboren.

Je zou het een ‘oer-Hollandse’ familie kunnen noemen. De beroepen die ze in die eeuwen uitoefenen zijn eenvoudig, en keren steeds terug: boeren en zeelui. Daarnaast is het een protestantse familie. Ouderling Maan is in 1775 betrokken bij de psalmenoproer in Vlaardingen: een twist over het al dan niet zingen in een nieuwe berijming. In de familie komen ook dominees en zendelingen voor. Govert Maan, een broer van mijn overgrootvader, is zo’n zendeling die vanaf 1895 op verschillende posts in Nederlands-Indië het geloof probeert te verspreiden.

Govert Maan met zijn gezin in Nederlands-Indië

Hardwerkende, godvrezende mensen die gemakkelijk symbool kunnen staan voor de geschiedenis van Nederland en de Nederlanders.

Totdat in die geschiedenis een kink in de kabel komt: in 1934 worden mijn overgrootvader en mijn opa lid van de NSB. Tijdens een bijeenkomst van de NSB in Den Haag, waar zij dominee Van Duyl horen spreken, raken ze overtuigd. Deze politieke keuze zal vergaande consquenties hebben, voor henzelf, maar ook voor de jongere broers van mijn opa en voor zijn gezin. Na de oorlog worden ze berecht wegens landverraad. Het kiesrecht wordt ze afgenomen.

Ongemak

Sinds begin dit jaar schrijf ik over deze familiegeschiedenis. Ik probeer in kaart te brengen wat er is gebeurd en ook inzicht te krijgen in het waarom: hoe kan het dat mijn familie, een op het eerste gezicht weinig opmerkelijke, ‘doorsnee’ familie, zó overtuigd koos voor de NSB?

Al veel langer liep ik rond met de gedachte iets meer te willen doen met het verhaal van mijn eigen familie. Ik ben historicus en docent.  Het ligt best voor de hand om iets op te willen tekenen, kennis en inzichten te willen delen. Maar ik voelde terughoudendheid en ongemak.

De houding die ik lange tijd had met betrekking tot mijn familieverleden lijkt me typerend en veelzeggend voor hoe we in Nederland omgaan met pijnlijke, confronterende ‘foute’ geschiedenissen. We zwijgen en betrekken het zelden op onszelf. Het kwaad ligt buiten ons, we verbinden ons er niet aan. Het zijn ‘bladzijdes’ in de geschiedenis die niet stroken met de rest van het verhaal. Dus we bespreken ze summier en op een manier die buiten ons omgaat. Veilig.

Waarom is dat eigenlijk? Nederlanders hebben toch de naam open en direct te zijn?

Verklaringen

Er zijn wat betreft de collaboratie in de oorlog volgens mij drie verklaringen te geven voor onze ongemakkelijke houding en het vele zwijgen:

  1. De eerste verklaring is wat ik ‘the aftermyth of war zou willen noemen, naar een Britse sketch over de verwerking van de Tweede Wereldoorlog. In de sketch wordt een parodie gemaakt van de romantisering van de oorlog achteraf en het idee dat de oorlog slechts helden heeft voortgebracht;
  2. De Tweede Wereldoorlog is uitgegroeid tot een moreel ijkpunt, waardoor niet alleen een duidelijk oordeel over goed en fout maar ook felle emoties aan de oorlog gelinkt zijn;
  3. Een derde verklaring is de nadruk van de laatste jaren op nationale geschiedenis en identiteit en de neiging ons verleden te simplificeren. Hierdoor worden helden uitvergroot en blijven de karikaturen bestaan, zoals over NSB’ers als verraders en opportunistische monsters.

Met de aftermyth of war bedoel ik dat in de jaren na de oorlog mythevorming plaatsvond. Het is al vaak benoemd en beschreven: in de sfeer van de geschiedschrijving over de oorlog door Lou de Jong leek het lang alsof een aanzienlijk deel van Nederland in ieder geval geestelijk verzet had gepleegd en de collaborateurs de uitzonderingen waren. In deze manier van denken was geen ruimte voor het verhaal van de NSB’ers. De nadruk werd gelegd op de afkeer van en het verzet tegen de Duitsers. Dit wordt ook wel de ‘verzetsmythe‘ genoemd.

‘De dokwerker’: het monument ter nagedachtenis van de Februaristaking. In schoolboeken na de oorlog stond hierover dat dit het begin betekende van het vele verzet dat Nederlanders pleegden tegen de Duitsers.

Vanaf het midden van de jaren zestig kwam hierin verandering. Toen de babyboomgeneratie kritisch werd en de oudere generatie beschuldigde van wegkijken.

Vanaf de jaren tachtig kwamen daar de verhalen bij van met name kinderen van NSB’ers. Zij hebben aandacht getrokken voor het leed dat hen is aangedaan. Ook wordt er genuanceerder gedacht over de houding van de Nederlanders tijdens de oorlog. We weten nu dat slechts een klein deel verzet pleegde en dat de meeste mensen trachten te overleven, al worstelend en voortmodderend.

Levende geschiedenis

We zouden inmiddels wat gemakkelijker moeten kunnen spreken over de mensen die fout zaten en collaboreerden, ook als het daarbij om eigen familieleden gaat. Toch hoor je die verhalen maar zelden in het openbaar terug.

Dit komt volgens mij doordat tijdens die aftermyth of war de Tweede Wereldoorlog uitgroeide tot een moreel ijkpunt, waarnaar steeds wordt teruggekeerd en verwezen. Zoveel jaren na de oorlog is dat niet voorbij. Het lijkt er juist op dat we in een opleving zitten. De vrees voor fascisme leeft weer sterk. ‘NSB’er’ komt bijvoorbeeld in discussies op Twitter zeer regelmatig voorbij, om iemand af te serveren en te beschuldigen van verwerpelijke praktijken. NSB’er is opgenomen in het scheldwoordenboek.

Ook claimen diverse, zelfs tegengestelde, groepen momenteel ‘het verzet’, zoals Bas Kromhout in zijn essay Beelden van Verzet uiteenzet. Termen die uit de oorlog komen, blijven levend en behoren nadrukkelijk niet tot het verleden. Zij worden gebruikt om in het heden een verhaal te construeren, over onszelf en onze tegenstanders.

Door de oorlog en de NSB op die manier te noemen in actuele politieke en maatschappelijke kwesties worden karikaturen herhaald en bevestigd. Bovendien wordt steeds weer beroep gedaan op een emotionele associatie: vergeleken worden met een NSB’er is een ultieme belediging, het roept schaamte op. De emoties rond de beladen termen blijven dus ook vers en duren voort.

Een patroon

Dat maakt het openlijk praten over een foute familiegeschiedenis niet makkelijk. Ik denk ook dat deze sterk moraliserende omgang met het verleden en alle emoties die daarmee gepaard gaan, zijn uitgegroeid tot een patroon. Een patroon dat herhaald wordt in debatten over zwarte piet en ons koloniale verleden: als een groef waarin we vastzitten, en waarvan we ons niet eens bewust zijn.

Ons denken over vroeger is vervuld van goed en kwaad en besef van schuld en schaamte tegenover trots en eergevoel. De laatste gevoelens willen we vanzelfsprekend omarmen, de eersten zo ver mogelijk van ons afduwen.

Nationale identiteit

En dan de derde en laatste verklaring voor het voortdurende ongemak bij het praten over foute geschiedenissen. In het publieke en politieke debat zien we de laatste vijftien jaar een zoektocht naar nationale identiteit, en een bijbehorend collectief verhaal dat ons kan verbinden. De nadruk ligt op heldendom, op roemrijke en glorieuze momenten in onze geschiedenis. In dat narratief vochten Nederlanders in het verleden voor vrijheid en stonden ze voor liberale waarden.

Dit wordt onder meer duidelijk in Nederlandse films die zijn uitgekomen de laatste jaren, zoals de film over Michiel de Ruyter en recentelijk Bankier van het Verzet. In de film over Michiel de Ruyter zien we hem vooral als iemand die ons land beschermde in de strijd op zee. Maar bij het uitbrengen van de film kwam er kritiek, omdat zijn rol in de slavenhandel niet in de film terugkomt.

In Bankier van het Verzet wordt het heldendom van de hoofdpersoon extra aangezet en van de collaborerende Rost van Tonningen een karikatuur gemaakt.

Opnieuw: trots en schaamte.

Kloof tussen historici en publiek

Ondertussen zijn historici bezig het beeld van de NSB’ers en de NSB bij te stellen en te nuanceren. De afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan. Interessant is bijvoorbeeld het boek Hier woont een NSB’er, over het dagelijks leven van gewone Amsterdamse NSB’ers tijdens de oorlog. Belangrijk is verder het werk van Robin te Slaa en Edwin Klijn die een boek schreven over de beginjaren van de NSB waarin zij de aantrekkingskracht van de beweging in die jaren proberen te verklaren. Bas Kromhout heeft aan de hand van krantenartikelen onderzoek gedaan naar het antisemitisme binnen de NSB en geconcludeerd dat dit een grotere rol speelde dan altijd werd gedacht. Ook regionaal wordt er onderzoek gedaan, zoals naar de NSB in het Westland, door Philip van den Berg.

Over het fascisme als politieke stroming zijn vernieuwende inzichten gekomen. Zo is duidelijk geworden dat het niet de nihilistische anti-beweging was zoals veel mensen altijd dachten, maar een ideologie met sterke idealen en een toekomstbeeld.

De kloof tussen wat de academici onderzoeken en schrijven en wat in het publieke debat wordt gezegd en geschreven, is echter groot. De academische inzichten sijpelen moeizaam door. Met mijn blog wil ik die kloof proberen te overbruggen.

Kinderkamergeschiedenis versus volwassengeschiedenis

Laten we ons best doen het publieke besef van het verleden in al zijn rijkdom en complexiteit te vergroten. Historici hebben de taak zich te verzetten tegen eenzijdige en karikaturale interpretaties van de geschiedenis die in het publieke domein worden herhaald.

Een simplistische kijk op het verleden kan aantrekkelijk lijken. In een zoektocht naar een nationaal verhaal ligt het snel op de loer. Maar een volledig beeld is bevredigender dan een simplistisch verleden. Het één is een sprookje. Of zoals de Britse militaire historicus Michael Howard schreef: dat is een vorm van ‘kinderkamergeschiedenis’ (nursery education). Het andere lijkt meer op het leven zelf, in al zijn lastige en ingewikkelde facetten. Juist daardoor kan het inzichten geven die voor het heden nuttig zijn.

Hoe komen we tot dat volledige(re) en genuanceerde beeld?

Zij horen er ook bij

Ik denk: door bij onszelf te beginnen.  Het punt is namelijk: die foute kanten van onze geschiedenis staan niet los van ons. We dragen ze zelf met ons mee. Als we willen spreken over onze nationale identiteit en ons erfgoed, dan hoort dit er bij. Dan horen zíj er ook bij: die koloniale onderdrukkers, die slavenhandelaren, die racisten, die soldaten, die NSB’ers. Onze over- overgrootouders, oudooms, neven, tantes.

Ik zie het zo: een psycholoog moet voordat hij z’n vak goed kan uitoefenen eerst zelf z’n demonen onder ogen zien, begrijpen hoe hij zelf in elkaar zit.

Een historicus, of eigenlijk iedereen die zich interesseert voor het verleden, zal dus ook eerst zijn eigen geschiedenis moeten onderzoeken en moeten weten waar hij vandaan komt. Dit betekent in de praktijk: in onze familiegeschiedenissen graven, mythes ontrafelen, het zwijgen doorbreken, zowel in familieverband als daarbuiten.

Want wat we ontdekken, moeten we vooral delen, om dit deel van ons verleden gezamenlijk onder ogen te zien.

Een mooi voorbeeld heeft Marjolijn van Heemstra gegeven met haar boek En we noemen hem. Hierin gaat zij op zoek naar het verhaal van haar neef. Een verzetsheld, zo heeft zij altijd geleerd. De werkelijkheid blijkt anders te liggen. Weliswaar heeft de neef in het verzet gezeten, hij is allesbehalve de held die zij zich had voorgesteld. Het zet Marjolijn aan het denken, de geschiedenis raakt haar persoonlijk en zet alles op z’n kop.

Voorbij schuld en schaamte komen we tot (zelf)inzicht. En als dat lukt, hebben we waarlijk iets om trots op te zijn.

Mijn familie was en is een typische Hollandse familie. Waar het NSB verleden een kink in de kabel lijkt te zijn, kunnen we ook zeggen dat het past. Want mijn overgrootvader en mijn opa zagen zichzelf niet als landverraders, integendeel. Ze deden wat zij dachten dat het beste was voor ons land. Om dat te begrijpen, moeten we onze voorouders in de ogen durven kijken, en niet over hun hoofden heen blijven turen naar de horizon, in de hoop geruststellende verhalen te horen over onvervalste helden.

Mijn opa, Bastiaan Maan

Dit is een verkorte versie van de lezing die ik heb gehouden op 26 april 2018 tijdens het congres van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG) dat als thema had: Denkend aan Nederland…. Erfgoed, canon en nationale identiteit in politiek, onderwijs en media.

Wil je mail bij een nieuw verhaal?

Vul dan je e-mailadres en naam in. Je kunt altijd weer uitschrijven.

6 reacties

  1. Toen ik jaren geleden in Duitsland op vakantie was, werd ik gegrepen door de vele oorlogsverhalen die zijn verteld en daar heden ten dage in de boekwinkel verkrijgbaar zijn. En ik las ze. Foute verhalen, natuurlijk, maar wel verhalen die inzicht gaven. Het viel me ook op hoe anders we de oorlog in Nederland ‘historisch beleven’. Beperkter. Overigens is dat iets dat des te sterker geldt voor WOI. Is er iemand in NL nog bezig met die volledige ineenstorting van onze cultuur en waarden en de Europese standenmaatschappij, die enorme catastrofe honderd jaar geleden die zoveel heeft bepaal in Europa maar ook bijvoorbeeld in Rusland?
    Hier ontbreekt vaak het verhaal over hoe Nederlanders door de ’toekomstvisioenen’ van de Nazi’s konden worden meegetrokken, in de volle overtuiging dat zij het goede voor hun vaderland deden. En dat is precies waar het blog van Marjonne over gaat. Heel boeiend.

  2. Mooi duidelijk verhaal…..ook voor iemand zonder academische achtergrond
    .
    Voor mij soms ook confronterend omdat mijn Opa wel Mijn Opa is, en ik gek was van Mijn Oma….om te moeten constateren ( wat ik eigenlijk al wist ) dat ze vreselijk fout waren.

    Ook ik wil het enigszins begrijpen, over het waarom en wat hun beweegredenen waren.
    .
    Ik als oudste kleinkind ( 57 ) van Bas Maan en Cornelia Smit, en oudste zus van Marjonne Maan ben heel trots dat zij dit zo goed kan verwoorden, en heel blij dat ze dit oppakt.

    Conny Maan

  3. Dag Marjonne, wat ben jij een moedige vrouw! Met tranen geroerd lees ik je familiegeschiedenis en je worsteling om de demonen uit het verleden in de ogen te kijken.
    Mijn zoektocht is anders, en ook weer niet. Mijn Opa zat in het verzet… ik probeer zijn verhaal, dat onze familiegeschiedenis zoveel meer tekent dan de generatie van mijn vader (een na jongste van tien, zoon van mijn opa) beseft, te ontrafelen. Het zwijgen, de schuld, het licht…
    Dank je wel voor de verhelderende inzichten die je in dit artikel deelt. Ik begrijp steeds beter waarom ik op de middelbare school het vak geschiedenis als extra vak koos.

    1. Dank voor je lieve reactie, Anri. En veel sterkte en succes met je eigen zoektocht. Hopelijk brengt het verlichting.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Wil je mail bij een nieuw verhaal?

Vul dan je e-mailadres en naam in. Je kunt altijd weer uitschrijven.