1: Een bezoek aan het oorlogsarchief

Mijn verhaal begint in het jaar 2000. Ik lees dan in de krant dat de dossiers van mensen die na de oorlog zijn berecht wegens collaboratie worden overgedragen aan het Nationaal Archief. Vanaf dat moment is het mogelijk de dossiers in te zien. Wel moet je de aanvraag kunnen onderbouwen, en je mag dossiers alleen inzien als de persoon om wie het gaat is overleden. Ik weet dat mijn opa na de oorlog straf heeft gekregen, dat hij een NSB’er was en in Rusland heeft gevochten. Maar details weet ik niet. Zoals in vele families werd ook in de mijne over dit verleden gezwegen. Wat ik in 2000 weet, heb ik vooral van mijn moeder gehoord. Zij vertelde mij in mijn kindertijd al summier over het oorlogsverleden van haar schoonfamilie.

Ik aarzel nog een tijdje en besluit in 2002 een verzoek tot inzage in te dienen. Ik krijg een uitgebreide brief terug van het Nationaal Archief. Ik word er in die brief al voor gewaarschuwd dat er veel meer over mijn opa in het archief te vinden is dan ik dacht. Het is een uitgebreid dossier met meerdere inventarisnummers. Bij het lezen van de brief beginnen mijn handen te trillen. Dus toch. Ik krijg bevestigd waar ik in mijn achterhoofd al een beetje rekening mee hield. Maar zo zwart op wit komt het keihard aan.

Ik bel met de telefoonlijn van de Werkgroep Herkenning. Met mijn eigen familie kan ik het niet delen. Zij willen niet weten. Ook mijn vader zegt dat hij niet met mij het archief in wil. Misschien begrijpt hij beter dan ik hoe confronterend het zal worden. Aan de telefoon heb ik een prettig gesprek met een mevrouw die heel goed snapt hoe het voor mij is. Als kind van een NSB’er is ze ervaringsdeskundige. Al pratend met haar wordt duidelijk dat ik hoe dan ook achter de waarheid wil komen.

Op een dag in maart 2003 word ik in de hal van het Nationaal Archief opgewacht door een medewerker die eerst met mij een kopje koffie wil drinken. Aangezien het dossier van mijn opa omvangrijk is en Bas Maan een ‘zwaar geval’ blijkt te zijn, wil hij me voorbereiden op wat ik zo meteen zal aantreffen. Hij vraagt of ik mijn opa goed heb gekend. Het antwoord is ja. Als kind en als tiener zag ik hem wekelijks. We woonden in hetzelfde dorp in het Westland, Monster. Een echt hartelijke en warme opa was hij niet voor me. Maar hij was wel mijn opa. Een vertrouwde en vanzelfsprekende aanwezigheid in mijn leven. Hij overleed toen ik 19 was.

Tijdens het gesprek met de archiefmedewerker wordt duidelijk dat ik hem niet echt kende.

“Hield jouw opa van fotografie?”, vraagt de man. De vraag komt totaal onverwachts. “Nee, daar heb ik nooit iets van gemerkt.” Verbaasd luister ik hoe de medewerker me uitlegt waarom hij die vraag stelt. In de dossiers van mijn opa Bas blijken vele kleine zwartwit foto’s te zitten, met aan de achterkant bijschriften erop gekrabbeld. Meestal met maand en jaartal erbij. Een unieke historische vondst. Ik hoor de lichte opwinding in zijn stem. Het zijn foto’s van Nederlandse SS’ers aan het front in Rusland, waaronder mijn opa. Ze zijn in beslag genomen bij zijn arrestatie.

Na dit voor mij wonderlijke verhaal, waarbij ik mij aan de ene kant kan inleven in de historische sensatie van een archiefmedewerker en me aan de andere kant steeds afvraag hoe dit alles over mijn eigen opa kan gaan, krijgt het gesprek een nieuwe wending.

“Jouw opa heeft een zware straf gekregen. Maar dat was niet zozeer vanwege zijn deelname aan de Waffen-SS. Het gaat vooral om wat hij daarna heeft gedaan. Zijn tijd bij de Landwacht.” Hij legt uit wat de Landwacht was. Het waren de loopjongens van de bezetter. Ze werden vooral ingezet voor het opsporen van illegale activiteiten, verzetsmensen en onderduikers. Mijn opa was een tijd commandant in Leiden. De woorden vallen: huiszoekingen, arrestaties, slachtoffers.

En dan moet ik de stukken nog bekijken.

“Het helpt misschien dat je zelf historicus bent”, zegt de medewerker nog. “Dan begrijp je de context beter.”

Alleen aan die lange tafel in het archief is de confrontatie met het verleden groots, bijna niet te omvatten. Ik heb een notitieboekje mee. Kopieën mogen niet worden gemaakt, ook niet van de vele foto’s. Ik weet niet wat ik moet opschrijven. En wat voor zin heeft het om alle details over te nemen? Alsof ik wat ik zojuist heb begrepen over mijn opa ooit zal kunnen vergeten. Het duizelt me. Ik voel ongeloof en vervreemding. Dus dit is wat ik al die tijd niet precies wist? Hoe is zoiets mogelijk? Hoe kun je zoveel weten over de Tweede Wereldoorlog en nota bene geschiedenis gaan studeren, maar ondertussen zo onwetend zijn over de geschiedenis van de belangrijkste mensen om je heen?

De vage vermoedens en verhalen maken plaats voor die ene waarheid: mijn opa was niet een beetje fout in de oorlog, maar heel erg fout. Ik lees getuigenverklaringen waarin meerdere mensen mijn opa beschrijven als fanatiek en gevaarlijk. Ik lees namen van zijn slachtoffers.

Na een uur stop ik alle documenten terug in de mappen en dozen en vlucht het gebouw uit. Ik wist dat het moeilijk kon worden maar nu het zover is, heb ik eigenlijk geen idee wat ik hier allemaal mee aan moet, en wat ik ervan moet denken. Dezelfde avond vertel ik over mijn bevindingen aan mijn vriend en zijn familie. Zij weten ook niet goed wat ze moeten zeggen. Jij bent niet je opa. Blikken van medeleven. Een arm om me heen. Mijn glas wijn wordt nog maar eens bijgevuld.

Reacties

Laat de eerste reactie achter


1: Een bezoek aan het oorlogsarchief

In 2003 ga ik voor het eerst naar het Nationaal Archief om de dossiers van mijn opa Bas te bekijken. Het is een eerste confrontatie met de waarheid.

Mijn verhaal begint in het jaar 2000. Ik lees dan in de krant dat de dossiers van mensen die na de oorlog zijn berecht wegens collaboratie worden overgedragen aan het Nationaal Archief. Vanaf dat moment is het mogelijk de dossiers in te zien. Wel moet je de aanvraag kunnen onderbouwen, en je mag dossiers alleen inzien als de persoon om wie het gaat is overleden. Ik weet dat mijn opa na de oorlog straf heeft gekregen, dat hij een NSB’er was en in Rusland heeft gevochten. Maar details weet ik niet. Zoals in vele families werd ook in de mijne over dit verleden gezwegen. Wat ik in 2000 weet, heb ik vooral van mijn moeder gehoord. Zij vertelde mij in mijn kindertijd al summier over het oorlogsverleden van haar schoonfamilie.

Ik aarzel nog een tijdje en besluit in 2002 een verzoek tot inzage in te dienen. Ik krijg een uitgebreide brief terug van het Nationaal Archief. Ik word er in die brief al voor gewaarschuwd dat er veel meer over mijn opa in het archief te vinden is dan ik dacht. Het is een uitgebreid dossier met meerdere inventarisnummers. Bij het lezen van de brief beginnen mijn handen te trillen. Dus toch. Ik krijg bevestigd waar ik in mijn achterhoofd al een beetje rekening mee hield. Maar zo zwart op wit komt het keihard aan.

Ik bel met de telefoonlijn van de Werkgroep Herkenning. Met mijn eigen familie kan ik het niet delen. Zij willen niet weten. Ook mijn vader zegt dat hij niet met mij het archief in wil. Misschien begrijpt hij beter dan ik hoe confronterend het zal worden. Aan de telefoon heb ik een prettig gesprek met een mevrouw die heel goed snapt hoe het voor mij is. Als kind van een NSB’er is ze ervaringsdeskundige. Al pratend met haar wordt duidelijk dat ik hoe dan ook achter de waarheid wil komen.

Op een dag in maart 2003 word ik in de hal van het Nationaal Archief opgewacht door een medewerker die eerst met mij een kopje koffie wil drinken. Aangezien het dossier van mijn opa omvangrijk is en Bas Maan een ‘zwaar geval’ blijkt te zijn, wil hij me voorbereiden op wat ik zo meteen zal aantreffen. Hij vraagt of ik mijn opa goed heb gekend. Het antwoord is ja. Als kind en als tiener zag ik hem wekelijks. We woonden in hetzelfde dorp in het Westland, Monster. Een echt hartelijke en warme opa was hij niet voor me. Maar hij was wel mijn opa. Een vertrouwde en vanzelfsprekende aanwezigheid in mijn leven. Hij overleed toen ik 19 was.

Tijdens het gesprek met de archiefmedewerker wordt duidelijk dat ik hem niet echt kende.

“Hield jouw opa van fotografie?”, vraagt de man. De vraag komt totaal onverwachts. “Nee, daar heb ik nooit iets van gemerkt.” Verbaasd luister ik hoe de medewerker me uitlegt waarom hij die vraag stelt. In de dossiers van mijn opa Bas blijken vele kleine zwartwit foto’s te zitten, met aan de achterkant bijschriften erop gekrabbeld. Meestal met maand en jaartal erbij. Een unieke historische vondst. Ik hoor de lichte opwinding in zijn stem. Het zijn foto’s van Nederlandse SS’ers aan het front in Rusland, waaronder mijn opa. Ze zijn in beslag genomen bij zijn arrestatie.

Na dit voor mij wonderlijke verhaal, waarbij ik mij aan de ene kant kan inleven in de historische sensatie van een archiefmedewerker en me aan de andere kant steeds afvraag hoe dit alles over mijn eigen opa kan gaan, krijgt het gesprek een nieuwe wending.

“Jouw opa heeft een zware straf gekregen. Maar dat was niet zozeer vanwege zijn deelname aan de Waffen-SS. Het gaat vooral om wat hij daarna heeft gedaan. Zijn tijd bij de Landwacht.” Hij legt uit wat de Landwacht was. Het waren de loopjongens van de bezetter. Ze werden vooral ingezet voor het opsporen van illegale activiteiten, verzetsmensen en onderduikers. Mijn opa was een tijd commandant in Leiden. De woorden vallen: huiszoekingen, arrestaties, slachtoffers.

En dan moet ik de stukken nog bekijken.

“Het helpt misschien dat je zelf historicus bent”, zegt de medewerker nog. “Dan begrijp je de context beter.”

Alleen aan die lange tafel in het archief is de confrontatie met het verleden groots, bijna niet te omvatten. Ik heb een notitieboekje mee. Kopieën mogen niet worden gemaakt, ook niet van de vele foto’s. Ik weet niet wat ik moet opschrijven. En wat voor zin heeft het om alle details over te nemen? Alsof ik wat ik zojuist heb begrepen over mijn opa ooit zal kunnen vergeten. Het duizelt me. Ik voel ongeloof en vervreemding. Dus dit is wat ik al die tijd niet precies wist? Hoe is zoiets mogelijk? Hoe kun je zoveel weten over de Tweede Wereldoorlog en nota bene geschiedenis gaan studeren, maar ondertussen zo onwetend zijn over de geschiedenis van de belangrijkste mensen om je heen?

De vage vermoedens en verhalen maken plaats voor die ene waarheid: mijn opa was niet een beetje fout in de oorlog, maar heel erg fout. Ik lees getuigenverklaringen waarin meerdere mensen mijn opa beschrijven als fanatiek en gevaarlijk. Ik lees namen van zijn slachtoffers.

Na een uur stop ik alle documenten terug in de mappen en dozen en vlucht het gebouw uit. Ik wist dat het moeilijk kon worden maar nu het zover is, heb ik eigenlijk geen idee wat ik hier allemaal mee aan moet, en wat ik ervan moet denken. Dezelfde avond vertel ik over mijn bevindingen aan mijn vriend en zijn familie. Zij weten ook niet goed wat ze moeten zeggen. Jij bent niet je opa. Blikken van medeleven. Een arm om me heen. Mijn glas wijn wordt nog maar eens bijgevuld.

Delen is lief

Laat de eerste reactie achter


Alle artikelen

Wil je mail bij een nieuw artikel?

Vul je naam en e-mailadres in en ik stuur je een mail als er een nieuw verhaal is.

Mail bij nieuw artikel
Geen spam. Beloofd. En je krijgt nog een e-mail om je aanmelding te bevestigen