13. De NSB in Monster (I)

Mijn vader Ary is nog geen drie maanden oud als zijn vader Bastiaan lid wordt van de NSB. Als pasgeboren baby heeft hij uiteraard geen benul van de economisch en politiek woelige tijden waarin hij is geboren. Zoals hij ook onwetend is over de gevolgen die de politieke keuze van zijn vader voor hem zullen hebben.

Mijn vaders wieg staat aan de Molenweg in Monster, in het huis dat Willem Maan (opa Spijker) gebouwd heeft. Hetzelfde huis waarin ik ruim veertig jaar later zal opgroeien. Evenals Ary onschuldig en lang onwetend, maar dan over de last van het verleden.

Ik zie voor me hoe mijn oma op een avond in oktober 1934 haar baby voedt, in slaap wiegt terwijl Wim, een dreumes van anderhalf, al in zijn bedje ligt. Mijn opa trekt zijn nette jas en schoenen aan, geeft zijn vrouw een kus, zijn zoon een aai over zijn hoofdje en stapt op de fiets.

Het is niet moeilijk om me voor te stellen hoe Bastiaan door de straten van Monster fietst. Zelf heb ik die route de eerste achttien jaar van mijn leven dikwijls afgelegd. Eerst fietst hij vanaf de Molenweg naar de Emmastraat. En daarna de lange, smalle Choorstraat in. Aan het begin van die straat komt hij langs de Katholieke kerk, en het verenigingsgebouw ‘Fata Morgana’. Daarna langs wat winkels en hotel Overheijde. Steeds verder in zuidelijke richting, naar het Kerkplein. Het hart van het dorp.

Aan het einde van de Choorstraat doemt de massieve Nederlands Hervormde Kerk op. De kerk die het centrum van Monster domineert en over een opvallende toren beschikt. Als kind was ik vaak geïntimideerd door die omvang. De enorme kerk leek misplaatst in dit dorp, alsof het eigenlijk bedoeld was voor een grote stad maar bij toeval hier terecht was gekomen.

Mijn opa fietst linksaf de Havenstraat in. Schuin tegenover de kerk ziet hij het café ‘In de oude oliepot’. Bastiaan fietst nog een stukje verder naar gebouw Odeon: een bioscoop. Ik heb het niet gekend, want in mijn jeugd was het allang verdwenen. Net als de stoomtram die ooit door het centrum van Monster reed en het dorp verbond met de stad Den Haag.

Bastiaan gaat niet naar het café en is ook niet naar het dorp gefietst om een film te kijken. Hij is hier voor een bijeenkomst. Binnen is het al druk. Hij ziet veel bekenden. “Ha Bas, hoe is ’t met de kleine? Alles goed met de vrouw?” Maar al snel gaan de gesprekken over de slechte prijzen en hoe ellendig het ervoor staat in de tuinbouw. Er zijn dan ook veel tuinders aanwezig. Velen uit de gemeenschap van de Nederlands Hervormde Kerk waar Bas ook lid van is. Er zijn ook mensen uit omringende Westlandse gemeenten.

Na het aanvankelijke rumoer wordt het heel stil als de spreker van die avond het woord neemt. De Westlanders zijn benieuwd wat hij hen te zeggen heeft. Het is een belangrijke man binnen de beweging. Ook Bastiaan luistert met veel aandacht. Nu hij een lid is, is het belangrijk om goed te volgen waar de beweging heen wil.

Ik probeer in mijn hoofd een vertaling te maken van het gezicht van mijn opa zoals ik hem gekend heb naar een jongere versie. Door de foto’s lukt dat aardig. Mijn vader Ary lijkt ook best veel op hem. Hetzelfde lange, wat smalle gezicht, scherpe neus. Opvallend aan mijn opa waren altijd zijn serieuze en intelligente ogen. Iemand die veel ziet, alles goed in zich opneemt. Maar niet altijd het achterste van zijn tong laat zien.

Wat denkt hij bij de woorden die op die avond worden gesproken?

De spreker kijkt de zaal in. Ziet de wat verweerde gezichten van de tuinders, de bezorgde maar ook hoopvolle blikken. “Niet Colijn is het probleem. Maar de democratie.”

(wordt vervolgd)

Wil je mail bij een nieuw verhaal?

Vul dan je e-mailadres en naam in. Je kunt altijd weer uitschrijven.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Wil je mail bij een nieuw verhaal?

Vul dan je e-mailadres en naam in. Je kunt altijd weer uitschrijven.