6. Van de olifant en de mug

Al pratend verspringen de tijden. We zwerven door de jaren. Het is 1934. Mijn opa en overgrootopa (opa Spijker) worden lid van de NSB. Het is 1941. Mijn opa meldt zich aan voor de Waffen-SS. 1956: mijn opa komt vrij.

“Nee”, zegt mijn vader in 2017. “Dat was veel eerder hoor.”

“Ja”, bevestigt mijn moeder. “In onze verlovingstijd was je vader al vrij.”

“En opa Spijker was al heel snel vrij. 1948 of zoiets.”

Ik zit bij mijn ouders op de bank en begrijp er niets van. Ik leg ze uit dat het strafproces pas in 1948 was en dat opa en overgrootopa toen allebei nog een tijd vast hebben gezeten. Mijn vader kijkt vreemd op. “Nee hoor, volgens mij niet. Neeeee, opa Spijker was al heel snel weer terug. Pa was wel langer weg en heeft nog gewerkt in de mijnen.”

Ik laat de jaartallen maar met rust en we praten verder. Over het waarom. “Het was anticommunisme”, zegt mijn vader. “In Duitsland was het heel simpel: of Hitler zou de macht grijpen, of de communisten. En in het laatste geval stonden de communisten dus al bij ons aan de grens.”

Ik vind het moeilijk te geloven. In 1934 waren de communisten in Duitsland al uitgeschakeld. Hitler had direct meedogenloos met hen afgerekend toen hij aan de macht kwam. Dat angst voor een communistische opmars een rol speelde, lijkt mij ook. Maar of dat de belangrijkste drijfveer was?

Hier zo op de bank met een kopje koffie erbij lijkt het alsof wij over andere mensen praten dan de mensen van wie ik de dossiers heb ingezien bij het Nationaal Archief. Opnieuw voelen de feiten die ik daar heb gelezen onwerkelijk.

De papieren werkelijkheid van het archief vertelde mij dat mijn opa een fanatieke, gevaarlijke man was. Dat is wat dorpsgenoten verklaren na de oorlog. Iemand waar je voor moest uitkijken.

Een man die vecht, zijn leven waagt, mensen arresteert en overdraagt aan de Duitsers. Een paar arrestanten overleven de oorlog niet.

Wij hebben het daar thuis nooit echt over. Wat hij precies heeft gedaan. Waar hij verantwoordelijk voor is. Hoe dat mogelijk was. Mijn ouders, alhoewel zij hem toch heel lang gekend hebben, weten dat ook niet. Veel informatie uit de dossiers is nieuw voor ze.

Mijn moeder: “Als je ergens vragen over stelde, zei hij niets terug of hij werd boos.“

Dat klinkt bekend.

Ik laat ze het boek zien. Wijs de foto’s aan die uit het dossier van opa komen. Mijn vader kijkt een tijdje in het boek. Zegt niets. Op de vraag wat hij voelt om zichzelf terug te zien op een foto naast zijn vader in SS-uniform antwoordt hij: “Neuh, nee hoor. Dat doet me niets.”

Een dag later zie ik een documentaire over een Russische familie die herinneringen ophaalt aan het zware leven onder Stalins bewind. Volgens een hoogbejaarde tante viel het allemaal wel mee. Het was niet zo erg, echt niet.

“Weet je wat het is”, zegt ze tegen haar filmende nichtje. “Er vliegt een mug door de lucht. Ik zie ‘em niet eens, maar in jouw beleving is het een olifant!”

Ik zie een olifant, maar in mijn familie praten we alsof de olifant maar een mug is.

 

Wil je mail bij een nieuw verhaal?

Vul dan je e-mailadres en naam in. Je kunt altijd weer uitschrijven.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Wil je mail bij een nieuw verhaal?

Vul dan je e-mailadres en naam in. Je kunt altijd weer uitschrijven.